Een stukje geschiedenis

In 1913 ontstaat er een nieuwe parochie in de wijk van het Pannenhuis, op de grens tussen Jette en Laken. Zij telde toen 6.000 zielen. Kardinaal Mercier gaf priester Michel Swalus de opdracht een kerk te bouwen – Leopold I-laan-, die toegewijd werd aan O.L.V. van Lourdes. Midden in de eerste wereldoorlog, op Paasmaandag 1915, brengen de Paters Recolletten 4.000 bedevaarders naar de parochie, die O.L.V. van Lourdes komen aanroepen voor onze soldaten. 
Priester Swalus wist niet waar hij al die mensen moest onderbrengen en bracht ze samen op een braakliggend stuk grond naast de kerk. Dit was de oorsprong van de bouw van de Grot, waar het volk en de gelovigen zouden kunnen komen bidden: talrijke ex voto’s getuigen van de geestdrift van deze vroomheid. Op 15 augustus gaat Kardinaal Mercier over tot de inhuldiging 
van dit nieuwe bedevaartsoord, waarbij hij de wens uitdrukt dat er na de oorlog in Jette een basiliek opgericht zou worden ter ere van de Onbevlekte Maagd. Deze grot, die gebouwd is naar het voorbeeld van die van Lourdes, bevat een altaar in roze en witte marmer die de Belgische wapenschilden en de initialen van Albert en Elisabeth draagt. Bovenaan bevindt zich het 6 meter hoge kruis van Calvarie, waarop een bronzen Christusbeeld van 2,5 m prijkt, dat het werk is van Marcel Rau, winnaar van de prijs van Rome. Enkele jaren later werden de rozenkrans en de kruisweg opgericht. 


Priester Swalus, die sinds 1919 directeur was van de Lourdesbedevaarten, ging er tweemaal per jaar naartoe tot aan het einde van zijn leven. In juni 1943 wordt de fakkel doorgegeven aan priester Jozef KUYL, die de kerk O.L.V. van Lourdes laat bouwen op de Charles Woestelaan, ingehuldigd door Mgr Suenens in 1954. Het is een plechtstatig gebouw, maar niet de indrukwekkende basiliek die kardinaal Mercier voor ogen had. Hij gaf ook een nieuwe impuls aan de “Nationale Bedevaart van Brussel”, die elk jaar met O.L.V. ten Hemelopneming treinen met zieken naar Lourdes stuurde, en werd kapelaan van de heiligdommen. 
Dit werk werd overgenomen door het bisdom. In 1964 richt kardinaal Suenens de “Diocesane Bedevaart van Mechelen op en benoemt de nieuwe directeur, kanunnik Janssens. De burelen worden overgebracht naar de basiliek van Koekelberg. 
Op verzoek van het bisdom, maakt de diocesane bedevaart van Mechelen-Brussel wezenlijk deel uit van het aartsbisdom Mechelen